Tekstgrootte
Interview met Maryam:
Maryam heeft na de vlucht uit Irak haar leven opgepakt. Het was niet gemakkelijk om te gaan en te wennen in Nederland. Alles wat zij in haar kindertijd hier en in Irak heeft meegemaakt inspireert haar om in de toekomst arts te worden. Ze ziet de noodzaak om het soort arts te zijn die echt naar de mensen luistert en wil helpen. Daar heeft zij veel voor over. Met behulp van de mensen om haar heen lukte het haar door te zetten en haar examens te halen. Op dit moment studeert zij medicijnen op het Radboud in Nijmegen.
In 2005 zijn mijn moeder, ik en mijn zusje in Nederland gekomen na een vlucht van enkele maanden. Mijn vader woonde al langer in Nederland, hij had visa geregeld en wilde ons naar Nederland halen. Mijn opa hield dat tegen, hij kon ons niet missen. Het werd ondertussen steeds gevaarlijker in Irak. Mijn opa kreeg een hartinfarct en moest geholpen worden, in Irak waren de meeste artsen gevlucht en daarom gingen we naar Jordanië. Mijn opa werd daar niet goed geholpen en werd ziek naar huis gestuurd. Daarna gaf mijn opa toe dat het voor ons niet veilig was in Irak en konden we gaan.
In die tijd werden er veel kinderen ontvoerd op de basisscholen, ouders wachtten bij de deur van de school op de kinderen. Mijn oma bracht mij om 8.00 uur naar school, wachtte bij de deur en nam mij om 14.00 uur weer terug naar huis. Mijn opa zag in Jordanië in, dat het voor ons te gevaarlijk was om hier te blijven. Mijn opa is later zelf ook gevlucht, in 2008 is hij naar Maleisië gegaan, we gaan nu elk jaar in de zomervakantie naar hem toe.
Inmiddels waren de visa die mijn vader had aangevraagd verlopen en moest mijn vader voor ons nieuwe visa aanvragen, gelukkig lukte het nogmaals om voor iedereen een visum te krijgen.
Toen ik net in Nederland was ging ik in Gilse naar de basisschool. Ik miste mijn familie in Irak en mijn ouders waren druk met allerlei zaken te regelen hier in Nederland. Het was een donkere periode en het heeft lang geduurd voordat ik er weer aan wilde terugdenken, eerst duwde ik het weg. Het voelt eerst als vakantie als je aankomt, je hebt het idee dat je weer weg gaat. Langzaamaan besef je dat je moet accepteren dat we hier blijven. Het was moeilijk om vrienden te maken, ’s morgens was ik bij de neveninstroom en daar was gelukkig een ander meisje dat Arabisch sprak. ’s Middag ging ik naar de Eimerssingel naar groep 5. Daar voelde ik me vaak niet begrepen. Bij de neveninstromers zit je samen in hetzelfde schuitje. Ik zag ertegenop om ’s middags weer naar de Eimerssingel te gaan, die kinderen wisten niet wat mij bezighield. Later ontdekte ik dat de andere kinderen dachten dat ik ’s morgens niet naar school ging. Ik kon het niet uitleggen en snapte niet waarom ik werd buitengesloten. Toen mijn taal beter werd, had ik meer contact en kon ik dingen beter uitleggen. Ik werd moediger, ik nam het niet meer dat ik niet geaccepteerd werd. In de les ging het ook beter, ik begreep uiteindelijk toch waar het over ging. Eerst dacht ik dat ik niks kon, later toen ik het beter begreep bleek dat ik best goed kon leren, vooral in rekenen was ik goed. De klas waar ik begon was niet gemakkelijk, maar het heeft me wel geholpen om goed voor mezelf op te komen. Juf Candas ondersteunde me en stimuleerde me ook om goed voor mezelf op te komen. Half groep 7 voelde ik me meer thuis en kon ik gemakkelijker Nederlands spreken. In groep 8 kreeg ik meer aandacht voor de achterstand in taal, juf Frouke gaf me extra taal – en leesles. Voor de Cito kreeg ik extra huiswerk om me zekerder van mezelf te maken en nog meer uit mijzelf te halen. Ik kreeg meer het gevoel dat ik bij de groep paste en als ik moeite deed dat ik beter kon worden. Ik wist wel dat ik goed in rekenen was, maar de taal was een probleem. Met de Cito was ik best onzeker, bij de oefencito had ik 535 en ik dacht dat dit wel het hoogste was dat ik kon halen. Toen ik bij de echte Cito 541 had, was ik zo blij, dat ik meteen naar juf Candas toeging om te vertellen. Ik werd op deze school gestimuleerd om mijn droom waar te maken. In groep 8 bij juf Conny ging ik dat echt geloven, ik kreeg meer hoop dat het zou gaan lukken. Ik voelde me ook serieus genomen als ik problemen had, daardoor kreeg ik vertrouwen en geloofde ik ook dat het waar was wat de juf zei; dat het mij ook zou lukken mijn droom waar te maken. Ik denk dat je als vluchteling weer vertrouwen moet leren op te bouwen, dat gaat langzaam. Je bent opeens alle mensen die je kent kwijt, je familie is er niet meer, op wie kan je steunen, wie kan je vertrouwen? Dat weet je niet als vluchteling.
VO
Ik begon op havo/vwo-niveau, dat ging best goed behalve de talen. In het 2e jaar ging ik naar het vwo, ik had nog wel problemen met de taal, maar dat zat me niet meer zoveel in de weg. In vwo 3 ging het minder, ik ontwikkelde faalangst omtrent de talen. Ik kreeg training voor de faalangst, ik nam het in het begin niet zo serieus en ik geloofde niet dat het zou helpen. Ik ging van vwo3 naar havo 4 omdat ik het niet redde met mijn Engels. Dat tastte mijn zelfvertrouwen aan. Mijn ouders probeerden mij te stimuleren maar de manier waarop ze dat deden werkte niet goed bij mij. Ze wilden dat ik nog harder ging werken en voerden de druk op. In havo 4 kreeg ik een wiskundedocent, mevrouw Slot. Die stelde me gerust, ze vertelde dat je hersenen zich moeten ontwikkelen en als ze overwerkt zijn heb je rust nodig. Ze gaf me zoveel support dat ik me weer goed voelde. Ik gaf bij mijn mentor aan, mevrouw Muntinga, dat ik na de havo weer vwo wilde doen en zij steunde mij. Omdat ik nieuw was in havo 4 was het eerst moeilijk om aansluiting te krijgen. Maar zij stelde mij gerust en wees naar andere leerlingen waar ik me bij aan kon sluiten. Ze steunde me echt, zij gaf Engels, het vak waar ik moeite mee had. Dat zij vertrouwen in mij had was ook behulpzaam, vooral omdat zij zag hoe hard ik moest werken voor Engels. Daarna ging ik met gemak van havo 4 naar 5 en ik merkte wel dat dit niveau te gemakkelijk voor me was. In havo 5 vroeg ik aan alle docenten feedback en vroeg of zij dachten dat ik vwo kon. Alle docenten waren positief.
Nu weet ik dat het nodig is dat je gelooft dat je het kan. Als je gelooft dat je het kan en dan zet je door. Doorzetten is het belangrijkste. Met taal heb ik echt doorgezet, ik had wel dips en ik wilde niets meer doen. Maar ik sprak mezelf toe, dat ik er tegenaan moet gaan, ook al lijkt het niet te lukken. Het examen havo heb ik gedaan en ik moest 7,5 gemiddeld halen om het vwo te halen. In vwo 5 kreeg ik weer last van twijfel over de talen, ik wist dat scheikunde, economie en wiskunde mijn sterke punten waren. Ik ging over naar vwo 6 en het ging goed tot de examens, de beta-vakken heb ik allemaal gehaald, ik zakte op Nederlands en Engels. Daarna ging ik volwassenonderwijs volgen, met alleen de focus op Engels en Nederlands. Ik oefende en las veel. Ik rustte eigenlijk een jaar uit, ik hoefde niet veel vakken te doen, maar besteedde al mijn aandacht aan Nederlands en Engels. Ik leerde te kijken naar waar het mis ging. Daarna vroeg ik me af, wat kan ik wel doen om goede cijfers te halen? Ik zag in dat ik een te kleine woordenschat had voor Engels en Nederlands, ik las heel veel Engelse en Nederlandse boeken. Ik las de boeken die mij aanspraken in plaats van het lezen voor de lijst zoals ik gewend was op school. Door de ruimte in dit jaar kon ik nadenken wat ik wilde en wie ik was. Ik ging me afvragen hoe ik toegelaten kan worden bij geneeskunde op het Radboud in Nijmegen. Ik dacht dat de kans zo klein was dat ik het niet eens hoefde te proberen en meer kans maakte bij techniek. Mijn zus overtuigde me om toch in te schrijven bij geneeskunde. Gelukkig maar want het bleek dat ik bij civiele techniek niet was toegelaten en wel bij geneeskunde.
Geneeskunde
Al vroeg wist ik dat ik iets wilde met geneeskunde. Door de oorlog waren er in Irak weinig artsen meer, de artsen die er waren hadden niet veel ervaring. Toen mijn opa ziek werd ging de communicatie tussen mijn moeder en de arts heel slecht. De dokter wilde niet met mijn moeder praten omdat ze een vrouw was. Hij stuurde mijn opa terug en zei: “Ga maar naar huis om te sterven.” De artsen waren arrogant, ze vonden zichzelf belangrijker dan de patiënten.. In Irak heeft het beroep veel status, mensen worden arts om zich belangrijk en verheven boven anderen te voelen. Maar je moet arts worden omdat je mensen beter wil maken. Mijn oma is hier in Arnhem ziek geworden en zij werd in Rijnstate goed geholpen. Ik wist; zo moeten artsen met mensen omgaan. Ik wil mijn opleiding doen om mensen beter te maken of te helpen. Ik wil als ik klaar ben een aantal jaren in Irak gaan werken. In Irak praat de arts en luisteren de patiënten, de arts luistert niet naar de patiënt. Ik wil de mensen laten zien dat je als arts niet arrogant hoeft te zijn, ik wil dat de mensen zien dat ze recht hebben op een arts die aardig is, goed naar ze luistert en ze goed behandelt. Ik weet niet of ik daar voor altijd wil blijven, misschien ben ik hier al te veel gewend.
Ik ga elke dag blij naar de universiteit toe, ik ben blij met het pad dat ik heb afgelegd. Hier word ik blij van. Wat maakt mij blij? Dat is belangrijk voor mij. Niet kiezen wat mijn ouders willen maar wat bij mij past. Ik werk nu mee aan een innovatieproject. Ik heb gekeken naar de communicatie tussen artsen en migranten. Ik wil het gemakkelijker maken voor migranten, omdat migranten een ander beeld hebben van een arts en zij zijn niet gewend aan hoe de Nederlandse artsen het doen. Ze gaan teveel uit dat ze alleen hun klachten moeten vertellen en medicijnen voorgeschreven krijgen. Op de universiteit willen we kijken hoe we dat beeld kunnen veranderen bij migranten. We willen ook dat de arts begrip en kennis krijgt van de achtergrond van de migrant. Ik houd nu gesprekken met patiënten van allochtone herkomst en laaggeletterden. Artsen wil ik laten zien welke beeld migranten hebben van een arts vanuit hun eigen land en hoe ze patiënten kunnen helpen om meer te vertellen. Dit project is klaar in juni, we hopen dat ons voorstel wordt overgenomen.
Toekomst:
Ik wil een arts worden die in meerdere landen gaat werken. Ik wil naar landen waar armoede is of oorlogsgebieden en dat artsen beter leren omgaan met hun patiënten.
Ik wil een voorbeeld zijn voor andere kinderen in die landen, dat zij mij zien en geloven dat zij ook iets kunnen bereiken.